-
Donderdag 8 Juni : Lezing uit het boek Tobit 6,10-11a.7,1.9-17.8,4-10.
In die dagen kwamen Tobias en de Engel in Medië aan. Toen ze vlak bij Ekbatana waren, zei Rafaël tegen de jongen: ‘Tobias, luister.’ ‘Wat is er?’ vroeg Tobias. Rafaël zei: ‘We kunnen voor vannacht het beste onderdak zoeken bij Raguël. Die is familie van je. Hij heeft een dochter, die Sara heet. Ze kwamen in Ekbatana aan. ‘Azarias,’ zei Tobias, ‘breng je me nu direct naar onze volksgenoot Raguël?’ De engel deed wat hij vroeg en ze troffen Raguël zittend bij de deur van de binnenplaats. Ze groetten hem, waarop hij hen teruggroette en hen hartelijk welkom heette. Hij nam hen mee zijn huis in. Raguël liet een ram uit zijn kudde slachten en onthaalde hen gastvrij. Nadat ze hadden gebaad en hun handen hadden gewassen, gingen ze aanliggen om te eten. Tobias fluisterde tegen Rafaël: ‘Azarias, vraag aan Raguël of hij me Sara tot vrouw geeft.’ ‘Neef,’ zei Raguël – die Tobias’ vraag had gehoord – ‘eet, drink en geniet van deze avond. Jij bent de enige man die het recht heeft met mijn dochter Sara te trouwen; ik mag haar alleen aan jou geven, want je bent mijn naaste familielid. Maar ik moet je de waarheid vertellen. Ik heb haar al aan zeven mannen uit mijn familie ten huwelijk gegeven, maar ze zijn allemaal in de huwelijksnacht gestorven. Geniet nu maar eerst van deze maaltijd, en moge de Heer jullie bijstaan.’ Maar Tobias hield voet bij stuk: ‘Ik eet en drink helemaal niets voordat u deze zaak met mij geregeld hebt.’ ‘Goed,’ gaf Raguël toe, ‘dat zal ik dan nu doen. Ik geef je haar overeenkomstig het voorschrift in het boek van Mozes. Het is zo besloten in de hemel. Neem haar tot vrouw. Vanaf nu ben jij haar man en is zij jouw vrouw; vanaf nu hoort ze voor altijd bij jou. Moge de Heer van de hemel jullie deze nacht behoeden. Laat hij zich over jullie ontfermen en jullie voorspoed geven.’ Raguël liet toen zijn dochter komen. Hij nam haar bij de hand en gaf haar aan Tobias met de woorden: ‘Neem haar tot vrouw overeenkomstig het voorschrift dat is opgetekend in het boek van Mozes. Zorg goed voor haar en breng haar gezond bij je vader. Moge de God van de hemel jullie voorspoed en vrede geven.’ Toen liet hij Sara’s moeder roepen, die hij om schrijfgerei vroeg. Hij stelde een huwelijkscontract op, waarin werd vastgelegd dat zijn dochter overeenkomstig het voorschrift in de wet van Mozes aan Tobias tot vrouw gegeven werd. Daarna begonnen ze aan de maaltijd. Raguël riep opnieuw zijn vrouw en zei: ‘Edna, maak de andere kamer in orde en breng Sara ernaartoe.’ Edna deed wat haar gevraagd was. Ze moest huilen toen ze Sara naar de kamer bracht, maar droogde haar tranen en zei: 'Wees flink, dochter. Moge de Heer van de hemel je deze keer geen verdriet maar vreugde geven. Wees flink.' Toen verliet ze de kamer. Nadat Edna en Raguël de kamer hadden verlaten en de deur hadden gesloten, stond Tobias op van het bed en zei tegen Sara: 'Sara, laten we bidden en onze Heer vragen of hij zich over ons ontfermt en ons beschermt.' Ook zij stond op, en samen baden ze om ontferming en bescherming. Tobias sprak: ‘Geprezen bent u, God van onze voorouders, geprezen zij uw naam tot in alle eeuwigheid. Laat de hemel en heel uw schepping u voor eeuwig en altijd prijzen. U hebt Adam gemaakt en hem zijn vrouw Eva als helper en metgezel gegeven, en uit hen is heel de mensheid voortgekomen. U hebt gezegd: “Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.” Ik zeg u dat ik deze vrouw niet uit begeerte heb getrouwd, maar omdat ik trouw aan uw wet wil zijn. Toon ons uw barmhartigheid en laat ons samen oud worden.’ Hierop zeiden ze gezamenlijk: 'Amen, amen'. Toen sliepen ze met elkaar. Intussen stond Raguël op en riep zijn slaven bij zich om een graf te delven, want hij dacht: Stel je voor dat deze ook is omgekomen. Als dat bekend wordt, worden we door iedereen bespot en uitgelachen.
-
Donderdag 8 Juni : Psalmen 128(127),1-2.3.4-5.
Gelukkig ieder die ontzag heeft voor de Heer en de weg gaat die Hij wijst: Je zult eten wat je werk opbrengt, geluk en voorspoed vallen je toe. Je vrouw als een vruchtbare wijnstok in het midden van je huis, je kinderen als jonge olijfbomen in een kring om je tafel. Ja, zo wordt gezegend de man die ontzag heeft voor de Heer. Ontvang de zegen van de Heer uit Sion, verheug je in de voorspoed van Jeruzalem, alle dagen van je leven.
-
Donderdag 8 Juni : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 12,28b-34.
In die tijd trad een schriftgeleerde op Jezus toe en legde Hem de volgende vraag voor : 'Wat is het allereerste gebod?' Jezus antwoordde: 'Het eerste is: Hoor, Israel! De Heer onze God is de enige Heer. Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is dit: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Er is geen ander gebod voornamer dan deze twee.' Toen zei de schriftgeleerde tot Hem: 'Juist, Meester, terecht hebt Ge gezegd: Hij is de enige en er bestaat geen andere buiten Hem; en Hem beminnen met heel zijn hart, heel zijn verstand en heel zijn kracht en de naaste beminnen als zichzelf gaat boven alle brand ‑ en slachtoffers.' Omdat Jezus zag dat hij wijs gesproken had, zei Hij hem: 'Gij staat niet ver af van het Koninkrijk Gods.' En niemand durfde Hem nog een vraag te stellen.
-
Donderdag 8 Juni : Z. Madeleine Delbrêl
"Gij zult de Heer liefhebben met heel uw hart en uw naaste als uzelf, omwille van God" (Mc 12,31; Mt 22,37; Lc 10,27). Voor ieder mens is alle liefde een zaak van het hart; zonder het menselijk hart is er geen menselijke liefde. Zonder Jezus waren wij niet in staat geweest God lief te hebben met een liefde die de liefde van zijn menselijk wezen is, omdat ons hart misvormd was, omdat wij niet wisten wat een bekeerd hart is, gericht op God, en aangeboden aan God. Jezus heeft ons uitgelegd en getoond hoe de mens wiens hart bekeerd is, moet leven, en hoe hij moet handelen. Omdat wij Jezus, de mens geworden God, hebben gezien en aangeraakt, kunnen wij God ontmoeten in ons hart. De persoonlijke liefde van Jezus voor ons en van ons voor Hem, het van Hart tot hart met Hem, is onze toegang tot de liefde van God, zodat wij niet in staat zijn en niet weten hoe wij "de Heer liefhebben met heel ons hart" zonder de beschouwing en de navolging van het hart van Jezus Christus. (...) Om te weten wat een zuiver hart is en wat een goed hart is, moeten we naar Jezus kijken. Hij alleen weet het, Hij alleen leert het, Hij alleen geeft het. Het is door Hem dat we leren met welke liefde we God kunnen liefhebben, dat we weten met welke liefde God mensen liefheeft. Het is door het Hart-tot-hart met zijn medemensen dat Jezus hun de toegang tot Gods liefde openbaart, en het is altijd door ditzelfde Hart-tot-hart dat Jezus ons het mysterie van Gods liefde openbaart en doet beleven. In dit hart toont Jezus ons zijn zuivere Hart en zijn goede Hart, het Hart dat ons bekeerde hart zou worden.
-
Woensdag 7 Juni : Lezing uit het boek Tobit 3,1-10a.11a.16-17a.
In die dagen barstte Tobit, in tranen uit en bad in droefheid: Heer, U bent rechtvaardig, alles wat U doet is rechtvaardig. Al uw daden getuigen van uw barmhartigheid en trouw. U bent rechter van de wereld. Vergeet mij toch niet en vestig uw blik op mij, Heer, en straf mij niet voor mijn zonden en mijn onbezonnen daden, noch voor die van mijn voorouders. Ze hebben tegen u gezondigd en uw geboden niet in acht genomen. Daarom hebt u ons prijsgegeven aan plundering, ballingschap en dood, en worden we bespot, belasterd en beledigd door alle volken waaronder we zijn verstrooid. Ja, uw oordeel over mij is rechtvaardig, want ik heb gezondigd. We hebben uw geboden niet in acht genomen en zijn u niet trouw gebleven. Doe daarom met mij wat U wilt, gebied toch dat mijn levensadem wordt teruggenomen. Dan word ik tenminste verlost van dit aardse bestaan en verga ik tot stof. Ik kan maar beter sterven dan dat ik nog langer moet leven, want de leugenachtige verwijten die ik heb moeten aanhoren, hebben me diep gegriefd. Ach Heer, gebied toch dat ik van deze ellende word bevrijd en laat me naar mijn eeuwige rustplaats gaan. Wend uw blik niet van me af, Heer, want het is beter dat ik sterf dan dat ik in ellende moet leven en me vals moet laten beschuldigen.’ Diezelfde dag werd Sara, de dochter van Raguël uit Ekbatana in Medië, door een van de slavinnen van haar vader beledigd. Sara was al aan zeven mannen ten huwelijk gegeven, maar de boze geest Asmodeüs had ze allemaal in de huwelijksnacht gedood, nog voordat ze – zoals gebruikelijk is in de huwelijksnacht – gemeenschap met haar hadden gehad. De slavin wierp haar voor de voeten: ‘U vermoordt al uw echtgenoten. Aan maar liefst zeven mannen bent u al uitgehuwelijkt, maar van niet één draagt u de naam. Moet u ons mishandelen omdat uw echtgenoten zijn gestorven? Ga ze liever achterna, dan wordt ons tenminste voor altijd een kind van u bespaard.’ Huilend van verdriet vluchtte Sara naar de bovenverdieping van haar vaders huis. Ze ging naar het raam, hief haar handen omhoog en bad. Op hetzelfde moment vonden de gebeden van Tobit en Sara gehoor voor de troon van God. Hij stuurde de engel Rafaël om hen te bevrijden: Tobit van zijn blindheid, zodat hij weer het licht zou zien dat door God geschapen is, en Sara, de dochter van Raguël, van de boze geest Asmodeüs, zodat ze aan Tobias, de zoon van Tobit, tot vrouw kon worden gegeven.
-
Woensdag 7 Juni : Psalmen 25(24),2-4.5ab.6.7ab.8-9.
Mijn God, op U vertrouw ik, maak mij niet te schande, laat mijn vijanden niet triomferen. Zij die op U hopen worden niet beschaamd, beschaamd worden zij die u achteloos verraden. Maak mij, Heer, met uw wegen vertrouwd, leer mij uw paden te gaan. Wijs mij de weg van uw waarheid en onderricht mij, want U bent de God die mij redt. Denk aan uw barmhartigheid, Heer, aan uw liefde door de eeuwen heen. Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd, maar denk met liefde aan mij. Goed en rechtvaardig is de Heer, Hij wijst zondaars de weg, Wie nederig zijn leidt Hij in het rechte spoor, Hij leert hun zijn paden te gaan.
-
Woensdag 7 Juni : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 12,18-27.
In die dagen kwamen er Sadduceeën bij Jezus; dezen houden dat er geen verrijzenis bestaat. Ze legden Hem daarom de volgende kwestie voor: 'Meester, wij zien bij Mozes geschreven staan: Als iemands broer sterft en een vrouw achterlaat maar geen kinderen, dan moet zijn broer die vrouw nemen om aan zijn broer een nageslacht te geven. Nu waren er eens zeven broers. De eerste nam een vrouw, maar liet bij zijn dood geen kinderen na. Toen nam de tweede haar, maar ook hij stierf zonder kinderen; zo ging het ook met de derde; kortom geen van de zeven liet kinderen na. Het laatst van allen stierf ook de vrouw. Bij de verrijzenis, wanneer zij opstaan, van wie van hen zal zij dan de vrouw zijn? Alle zeven toch hebben haar tot vrouw gehad.' Jezus antwoordde: 'Zijt gij niet op een dwaalspoor, juist omdat gij noch de Schrift, noch Gods macht kent? Wanneer de mensen uit de doden opstaan, huwen zij niet en worden niet ten huwelijk gegeven, maar zijn ze als engelen in de hemel. En wat de verrijzenis der doden betreft, hebt ge in het boek van Mozes niet gelezen, waar het gaat over de braamstruik, hoe God tot hem zei: Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob? Hij is geen God van doden maar van levenden. Ge verkeert in grote dwaling.'
Teksten zijn ontleend aan de website "Dagelijks Evangelie, www.dagelijksevangelie.org"