-
Vrijdag 20 September : Uit de 1e brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte 15,12-20.
Broeders en zusters, als wij verkondigen dat Christus uit de doden is opgestaan, hoe kunnen dan sommigen onder u beweren, dat er geen opstanding van de doden bestaat? Als er geen opstanding van de doden bestaat, is ook Christus niet verrezen. En wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens. Dan volgt zelfs dat wij over God een vals getuigenis hebben afgelegd; want dan hebben wij tegen God in getuigd dat Hij Christus ten leven heeft gewekt, wat Hij niet gedaan heeft, indien, zoals zij beweren, de doden niet verrijzen. Want als de doden niet verrijzen, is ook Christus niet verrezen, en als Christus niet is verrezen, is uw geloof waardeloos en zijt gij nog in uw zonden. Dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn verloren. Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar zo is het niet! Christus is opgestaan uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn.
-
Vrijdag 20 September : Psalmen 17(16),1.6-7.8b.15.
Luister, Heer, want mijn zaak is rechtvaardig, let op mij luid geroep. Wil mijn gebed aanhoren; mijn lippen bedriegen U niet. Nu roep ik U aan, want Gij zult mij verhoren, Wend dus uw oor naar mij, hoor naar mijn stem. toon mij de wonderen van uw trouw. Redder van ieder die vlucht in uw hand. Verberg mij in de schaduw van uw vleugels, Ik ben rechtschapen en mag U aanschouwen, Uw aanblik verzadigt mij als ik ontwaak.
-
Vrijdag 20 September : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 8,1-3.
In die tijd trok Jezus predikend rond door stad en dorp en de Blijde Boodschap van het Rijk Gods verkondigde. De twaalf vergezelden Hem, en ook enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten verlost waren: Maria die Magdalena wordt genoemd, uit wie zeven duivels waren weggegaan, Johanna, de vrouw van Herodes' rentmeester Chuzas, Susanna en vele anderen, die uit eigen middelen voor hen zorgden.
-
Vrijdag 20 September : H. Johannes-Paulus II
Het feit dat men man of vrouw is brengt geen enkele beperking mee, zoals ook het feit dat men Jood of Griek is, slaaf of vrij, op geen enkele wijze de heilzame en heiligende werking van de Geest in de mens beperkt, volgens de welbekende woorden van de apostel Paulus: "allen tezamen bent u één persoon in Jezus Christus" (Gal. 3, 28). Maar deze eenheid schakelt de verscheidenheid niet uit. De Heilige Geest die deze eenheid in de bovennatuurlijke orde van de heiligmakende genade bewerkt, draagt in gelijke mate bij tot het feit dat "uw dochters zullen profeteren" (Jl 3,1). "Profeteren" wil zeggen met woord en leven "Gods grote daden" (Hand 2,11) verkondigen, terwijl de werkelijkheid en oorspronkelijkheid van iedere persoon, vrouw zowel als man, bewaard blijft. De evangelische "gelijkheid", de "gelijkheid" van de vrouw en de man ten opzichte van "Gods grote daden", die op zo heldere wijze tot uitdrukking gekomen is in de werken en de woorden van Jezus van Nazareth, vormt de meest duidelijke grondslag voor de waardigheid en de roeping van de vrouw in de Kerk en in de wereld. Iedere roeping heeft een diep persoonlijke en profetische zin. wat vrouwelijk is in de persoon bereikt in de zo begrepen roeping een nieuwe maat: de maat van "Gods grote daden", waarvan de vrouw het levende subject en de onvervangbare getuige wordt.
-
Donderdag 19 September : Uit de 1e brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte 15,1-11.
Broeders en zusters, ik vestig uw aandacht op het evangelie dat ik u heb verkondigd, dat gij hebt ontvangen, waarop gij gegrondvest zijt en waardoor gij ook gered wordt: in welke bewoordingen heb ik het u verkondigd? Ik neem aan dat gij die onthouden hebt; anders zoudt gij het geloof zonder nadenken hebben aanvaard. In de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen, namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de Schriften, en dat Hij begraven is, en dat Hij is opgestaan op de derde dag, volgens de Schriften, en dat Hij is verschenen aan Kefas en daarna aan de Twaalf. Vervolgens is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nog in leven zijn, hoewel sommigen zijn gestorven. Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En het laatst van allen is Hij ook verschenen aan mij, de misgeboorte. Ja, ik ben de minste van de apostelen, niet waard apostel te heten, want ik heb Gods kerk vervolgd. Maar door de genade van God ben ik wat ik ben, en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest. Ik heb harder gewerkt dan alle anderen, niet ik, maar de genade van God met mij. Maar of zij het nu zijn of ik, dat verkondigen wij en dat hebt gij geloofd.
-
Donderdag 19 September : Psalmen 118(117),1-2.16ab-17.28.
Loof de Heer, want Hij is goed, eindeloos is zijn erbarmen. Herhaalt het, stammen van Israël eindeloos is zijn erbarmen! de hand van de Heer was machtig. de hand van de Heer was machtig. Ik zal niet sterven, maar blijven leven en alom verhalen het werk van de Heer. Mijn God zijt Gij en ik dank U, mijn God, ik verkondig uw roem.
-
Donderdag 19 September : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 7,36-50.
Een van de Farizeeën vroeg Jezus eens bij zich te eten. Hij trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen. Een vrouw nu die in de stad als een zondares bekend stond, was te weten gekomen, dat Jezus in het huis van de Farizeeer te gast was. Zij nam een albasten vaasje met balsem mee en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten, staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde. Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem. Toen de Farizeeer die Hem uitgenodigd had dit zag, zei hij bij zichzelf: 'Als dit een profeet was zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt; het is immers een zondares.' Jezus gaf hem ten antwoord: 'Simon, Ik heb u iets te zeggen,' waarop deze zei: 'Zeg het, Meester.' 'Een geldschieter had twee schuldenaars, de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig denarien schuldig. Omdat zij die niet konden teruggeven, schold hij ze aan allebei kwijt. Wie van hen zal nu het meest van hem houden?' 'Ik veronderstel,' antwoordde Simon, 'diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden.' Jezus zei tot hem: 'Uw oordeel is juist.' Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon: 'Ge ziet die vrouw daar? Ik kwam uw huis binnen; gij hebt niet eens water over mijn voeten gegoten, maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen en zij heeft ze met haar haren afgedroogd. Gij hebt Mij niet eens een kus gegeven, maar zij hield, sinds Ik binnenkwam, niet op mijn voeten te kussen. Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. Daarom zeg Ik u: haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele, want zij heeft veel liefde betoond. Aan wie weinig wordt vergeven, hij betoont weinig liefde.' Daarop sprak Hij tot haar: 'Uw zonden zijn vergeven.' De medeaanliggenden vroegen zich af: 'Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?' Jezus zei tot de vrouw: 'Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.'
Teksten zijn ontleend aan de website "Dagelijks Evangelie, www.dagelijksevangelie.org"