• Dinsdag 16 Juli : Uit profeet Jesaja 7,1-9.
    In de tijd dat Achaz koning van Juda was, trok Resin, de koning van Aram, samen met de koning van Israël, tegen Jeruzalem op, maar hij slaagde er niet in de stad te overmeesteren. Toen aan het huis van David bericht werd, dat Aram zich met Efraïm had verbonden, beefde het hart van de koning en het hart van zijn volk, zoals de bomen in het woud beven wanneer de wind waait. De Heer sprak echter tot Jesaja: “Gij moet Achaz tegemoet treden, samen met uw zoon Sear-Jasub, bij het einde van de waterleiding van de Bovenvijver, op de weg naar het Blekersveld. Daar moet gij het volgende tegen hem zeggen: Blijf maar rustig, wees niet bevreesd en laat uw hart niet onthutst zijn om die twee rokende stompen brandhout, om de wilde woede van de koning van Aram en de koning van Israël. Omdat Aram samen met Efraïm en met de koning van Israël onheil tegen u heeft beraamd en het plan heeft gemaakt tegen Juda op te trekken, het schrik aan te jagen, het te overmeesteren en er dan de zoon van Tabeal koning te maken, ‘Laten we tegen Juda ten strijde trekken, het verscheuren en overmeesteren, en dan stellen we de zoon van Tabeal aan als koning’ – daarom heeft God de Heer aldus gesproken: Dat zal niet doorgaan! Dat zal niet gebeuren! Immers, het hoofd van Aram is Damascus, en het hoofd van Damascus is die Resin. – Nog vijfenzestig jaar en het volk van Efraïm bestaat niet meer. – Want Damascus mag de hoofdstad van Aram zijn en Resin het hoofd van Damascus, Samaria mag de hoofdstad van Efraïm zijn en de koning van Israël het hoofd van Samaria, maar over vijfenzestig jaar zal Efraïm ophouden een volk te zijn. Als gij niet gelooft, dan houdt ge geen stand!”
  • Dinsdag 16 Juli : Psalmen 48(47),2-3a.3b-4.5-6.7-8.
    Groot is de Heer, Hij zij hoog geprezen in onze Godstad Jeruzalem. Zijn heilige berg rijst daar schitterend op, een vreugde voor ieder op aarde. Voor ons is de Sion de Godenberg, de stad van de Grote Koning. God zelf, die binnen haar burchten verblijft, Hij toont zich een veilige vesting. Zie, koningen kwamen te zamen en rukten tegen haar op. Maar toen zij haar zagen werden zij bang en sloegen verschrikt op de vlucht. Opeens overviel hen de angst als weeën een barende vrouw; zoals de storm uit het oosten de schepen voor Tarsis treft.
  • Dinsdag 16 Juli : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 11,20-24.
    In die dagen begon Jezus de steden waarin de meeste van zijn wonderen waren gebeurd te verwijten, dat zij zich niet bekeerd hadden. 'Wee u, Chorazin; wee u, Betsaida! Tyrus en Sidon zouden reeds lang, in zak en as, zich bekeerd hebben, indien bij hen de wonderen waren gebeurd, die bij u hebben plaatsgevonden. Ja, Ik zeg u: Het lot van Tyrus en Sidon zal beter te dragen zijn op de oordeelsdag dan dat van u. En gij, Kafarnaum, zult ge soms tot de hemel toe verheven worden? Tot in de onderwereld zult ge neerzinken. Als in Sodom de wonderen gebeurd waren die bij u zijn geschied, het zou tot op de dag van vandaag blijven bestaan. Toch, Ik zeg u: Het lot van het land van Sodom zal beter te dragen zijn op de oordeelsdag dan dat van u.'
  • Dinsdag 16 Juli : Izaak de Syriër
          Zoals genade op genade, werd het berouw aan de mensen gegeven na de doop. Het berouw is immers een tweede geboorte, die van God komt. Wat we als loon voor de doop hebben ontvangen, ontvangen we ook als een volledige gave door het berouw. Het berouw is de deur naar de barmhartigheid; zij opent zich voor hen die Hem zoeken. Door deze deur komen we in de goddelijke barmhartigheid; buiten haar bevinden we ons niet in de barmhartigheid. "Iedereen heeft gezondigd, zegt de heilige Schrift, en iedereen wordt uit genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen" (Rm 3,23-24). Het berouw is de tweede genade. Zij wordt uit het geloof en de vrees in het hart geboren. De vrees is de vaderlijke staf die ons leidt, totdat wij in het geestelijk paradijs zijn aangekomen. Wanneer wij er zijn aangekomen, laat ze ons daar en gaat weg.
  • Maandag 15 Juli : Uit profeet Jesaja 1,10-17.
    Luister! Het woord van de Heer! Wat heb Ik aan al uw offers? zegt de Heer. Ik ben verzadigd van de brandoffers van uw rammen en van het vet van uw mestkalveren. Ik heb geen behagen in het bloed van stieren, lammeren en bokken. Wie heeft u gevraagd mijn voorhoven plat te lopen als gij komt om voor Mij te verschijnen? Brengt Mij toch niet langer nutteloze meeloffers. Uw wierook is mij een gruwel. Nieuwe maan, sabbat en feestvergadering: feestvieren samen met onrecht kan Ik niet uitstaan. Uw nieuwe maan, uw feest en, Ik ben ze hartgrondig beu, zij zijn een last die Ik niet langer kan dragen. Wanneer gij uw handen uitstrekt, sluit Ik mijn ogen voor u, zelfs als gij uw gebeden vermenigvuldigt, luister Ik niet naar u: uw handen zitten vol bloed. “Ga u wassen, ga u reinigen, uit mijn ogen met uw boze daden! Houd op met kwaad doen, leer het goede te doen, onderhoud het recht, help de verdrukte, verdedig de wees, pleit voor de weduwe.
  • Maandag 15 Juli : Psalmen 50(49),8-9.16bc-17.21.23.
    Ik maak u over offers geen verwijt: uw offerdieren zie Ik aldoor branden. Ik wil geen stier meer hebben uit uw huizen en rammen uit uw schaapskooi vraag Ik niet. Wat spreekt gij aldoor over mijn geboden en hebt ge mijn verbond steeds op de tong? Gij die van tucht een afkeer hebt en nimmer acht slaat op mijn woorden. Zou Ik dan zwijgen als gij zoiets doet? Of meent ge soms dat ik aan u gelijk ben? Ik klaag u aan, Ik leg u alles voor. Wie offers brengt van lof, die eert Mij waarlijk, wie rechte wegen gaat, die vindt het heil van God.
  • Maandag 15 Juli : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 10,34-42.11,1.
    In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Denkt niet, dat Ik vrede ben komen brengen op aarde; Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard. Tweedracht ben Ik komen brengen tussen een man en zijn vader, tussen dochter en moeder, schoon­dochter en schoon­moeder; en iemands huisge­noten zullen zijn vijanden zijn. Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig. En wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig. Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden. Wie u opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die mij gezonden heeft. Wie een profeet opneemt, omdat het een profeet is, zal ook het loon van een profeet ontvangen; en wie een deugdzaam mens opneemt, omdat het een deugdzaam mens is, zal ook het loon van een deugdzame ontvangen. En wie een van deze kleinen al was het maar een beker koud water geeft, omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u: Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.' Toen Jezus zijn lessen aan zijn twaalf leerlingen had geeindigd, vertrok Hij vandaar om te onderrichten en te prediken in hun steden.

Teksten zijn ontleend aan de website "Dagelijks Evangelie, www.dagelijksevangelie.org" 

Copyright © 2024 Heilige Titus Brandsma parochie Wageningen e.o. Alle rechten voorbehouden.
Disclaimer & Webmaster