Ans Pilkes ging op zoek naar de geschiedenis van de (inmiddels verwijderde) altaarsteen uit het altaar van de Gedachteniskerk. Het eerste deel kon u lezen in een eerdere nieuwsbrief.
Hier treft u deel 2.
Vanaf de vroegste christentijd werden martelaren zowel om hun heldhaftigheid vereerd als om de wonderen, die aan deze martelaren werden toegeschreven. Ze werden aangeroepen om hun voorspraak bij God.
Later, toen de christenvervolgingen in het Romeinse Rijk voorbij waren, werden ook kluizenaars, bisschoppen en anderen, die een voorbeeldig christelijk leven hadden geleid, vereerd en aangeroepen. Tussen de 6e en 10e eeuw nam de heiligencultuur in de kerk zulk een excessieve omvang en vormen aan, dat de bisschoppen wel moesten ingrijpen. Ze stonden de vereringen toe als na deugdelijk onderzoek voor hen de heiligheid van de vereerde en aangeroepen gestorvenen vaststond.
Later werden de voorwaarden voor een heiligverklaring aangescherpt. Zo gaat aan een heiligverklaring nu eerst een zaligverklaring vooraf. Het officiële onderzoek moet zorgvuldig en wetenschappelijk verantwoord gebeuren en kent verschillende fasen.
De altaarsteen in de Gedachteniskerk bevatte de relikwieën van de heiligen Innocentius en Vitalis.
Innocentius
Over deze Innocentius is niet zo veel bekend. Hij maakte deel uit van het ‘hoogheilige Thebaanse legioen’ onder aanvoering van Mauritius. Thebe was een stad in het oosten. Het legioen streed om het christendom te verdedigen. Omstreeks 287 werd het legioen verslagen en stierven velen de marteldood.
In de ‘Legenda aurea’, een omvangrijk werk uit de 13e eeuw van Jacobus de Voragine waarin de levens van de heiligen beschreven worden vinden we over Innocentius “Het lichaam van sint Innocentius, van hetzelfde legioen, was in het water van de Rhone geworpen, maar het werd later door de bisschoppen Dominitianus van Geneve, Gratus van Aostia en Protasius van de genoemde plaats samen met de anderen in een kerk begraven.”
In 963 werd het hoofd van Sint Innocentius overgebracht naar de kerk van Auxerre. Bij de graven van de heiligen van het legioen gebeurden vele wonderen.
Vitalis
Over Vitalis lezen we in Legenda Aurea dat hij een officier was met de rang van consul. Op een dag kwam hij met de rechter Paulinus naar Ravenna. Mogelijk rond 165. Daar zag hij dat Ursinicus, een dokter en een christen, na vele folteringen onthoofd zou worden. Door Vitalis gesterkt met de woorden ‘verlies de kroon niet die u door God bereid is’ aanvaardde hij gewillig de marteldood. Omdat Vitalis niet terug wilde keren naar Paulinus werd hij zelf ook gefolterd. Daarna werd hij levend begraven. Vitalis van Ravenna werd aangeroepen tegen hoofdpijn.
De martelaren Innocentius en Vitalis stammen uit de oudheid. Veel weten we niet van hen. Wim Zaal noemt deze heiligen in zijn boek ‘Alle heiligen. Heiligenkalender voor Nederland en Vlaanderen’ ‘vage schimmen’ die nu uit de mode zijn. Plaatsen en jaartallen kunnen hoogst onbetrouwbaar zijn maar dat kan voor de Kerk een bijkomstigheid zijn. Wat telt is het martelaarschap. Daarom staan Innocentius en Vitalis nog op de heiligenkalender.
Wat kan de reden zijn geweest om Innocentius en Vitalis als heiligen voor de kerk van Rhenen te kiezen?
Kan het zijn dat deze martelaren dienst deden in het leger en in deze dienst om het leven zijn gebracht? Zijn zij wellicht daarom passend bevonden voor Rhenen?
De Gedachteniskerk kreeg bij de wijding immers de opdracht “een plaats te zijn waar de gevallenen op de Grebbeberg in de meidagen van 1940 herdacht worden”. En met hen alle gevallenen die in de oorlog dienst deden.